Joris Tulkens

Biobibliografie

Dag.

Mijn naam is Joris Tulkens. Ik werd geboren te Diest op 8 december 1944.

Na een gelukkige kindertijd tussen kikvorsen en salamanders liep ik school in het plaatselijke St.-Jan-Berchmanscollege. Zoals alle toekomstige schrijvers vulde ik mijn dagen met het lezen van boeken en het volschrijven van schoolkrantjes. Deed ook veel aan toneel.

Van 1962 tot 1966 studeerde ik te Leuven filosofie en klassieke filologie. Onder invloed van de achtenzestigers besloot ik de wereld te gaan veranderen. Ik bezocht maatschappijkritische groepen en verkocht dito praat. Werkte zeven jaar mee aan een maatschappijkritische stadskrant. Begon aan cabaret te doen. Schreef teksten voor en zong liedjes bij de groep Marebel (met Walter Marsoul en Mark Bellen). Toen we tot ‘de beste cabaretgroep van Vlaanderen’ werden uitgeroepen, splitten we en bleef de wereld wat ie was.

Dus besloot ik erover te schrijven. Ik debuteerde in het Leuvense tijdschrift ‘Wel’ met het kortverhaal Streepjes zonlicht . Mijn eerste pièce de résistance verscheen in het ‘Nieuw Wereldtijdschrift’: het verhaal De macht van het getal . Herman de Coninck vergeleek me met Borges. Mm, mm.

In 1988 publiceerde Manteau mijn eerste boek, De macht van het getal, een bundel verhalen met verrassende plots, af en toe behoorlijk cerebraal en met een scheutje magisch-realisme erin. Enkele critici catalogeerden de verhalen als contes philosophiques. De bundel werd genomineerd voor de debuutprijs, het titelverhaal verfilmd door de VRT.

In 1989 volgde een liefdesroman Haastig oponthoud (Manteau) over de onoverbrugbare afstand in menselijke relaties. Een boek over liefde, afscheid en heimwee. In de Twentsche Courant stond: ‘Wie zo kan schrijven, en zo uitermate verzorgd, moet kwaliteiten in huis hebben.’

In 1991 verscheen een nieuwe verhalenbundel Het leven een feest (Manteau), ditmaal over de underdogs in onze maatschappij. Volgens critici vijf ingenieus gecomponeerde, soms schrijnende, soms geestige, altijd ontroerende verhalen. Eén van de verhalen, Pa komt altijd terug, werd verfilmd door de IKON. Volgens Erik Vermeulen veroverde ik met deze bundel een plaats onder ‘de betere verhalenschrijvers van Vlaanderen’. Ja, ja.

In mijn volgend boek In de ban van Mohammed (Manteau, 1993) reconstrueerde ik het merkwaardige leven van de 16-eeuwse humanist en theoloog, Nicolaes Cleynaerts, de man die naar Spanje trok om er Arabisch te leren. Na een vijfjarig verblijf aan het Portugese hof ging hij in Fez tussen de moslims leven om met hen een vreedzame dialoog tot stand te brengen. Terug in Europa werd hij door de katholieke gezagsdragers uitgesloten: Cleynaerts was hun te verdraagzaam. Hij stierf vereenzaamd in het Alhambra.

Voor het schrijven van dat boek heb ik tijd noch moeite gespaard: ik las alle brieven van en studies over Cleynaerts en volgde de reisweg van de man door Spanje, Portugal en Marokko. Voor de critici leverde dat ‘een boeiend en ongemeen vlot lezend verhaal’ op.

In hetzelfde jaar deed ik ook de eindredactie van Nicolaes Cleynaerts (1493-1542). Van Diest tot Marokko , catalogus van de gelijknamige tentoonstelling, gehouden te Diest in 1993. De catalogus verscheen als dubbelnummer in de reeks ‘De Brabantse Folklore en Geschiedenis’ (nrs. 278-279). 

En twee jaar vroeger al had De Sikkel in zijn Historische Verhalen voor de Jeugd een beknopte vertelling uitgegeven van Cleynaerts’ avonturen in Fez. Titel: Een Vreedzame Kruistocht (reeks 39, nr. 3).

In 1996 publiceerde ik het boek dat me al lang op de lever lag, De schaduwganger (Manteau). Daarin beschrijf ik de relatie tussen een auteur, Peter, en zijn schizofrene broer, Albert. Volgens de flaptekst ‘een indringend boek over broederliefde en een zoektocht in de schemerzones van de menselijke geest’. De betreurde Guido Wulms, hoofdredacteur van het tijdschrift Appel, noemde De Schaduwganger ‘ontroerend, aangrijpend en knap…’

Met De Schaduwganger sloot ik een periode van veeleer ‘psychologiserende ‘ boeken en verhalen af. De volgende jaren verwerkte ik almaar meer politieke thema’s in mijn boeken. Zo concentreerde ik me o.m. op het verschijnsel Vlaanderen, het stukje land tussen Noordzee en Maas dat met de onafhankelijkheid voor de deur wanhopig op zoek is naar een eigen identiteit en daarbij het extreem-rechtse, fascistische gedachtegoed niet schuwt.

Een eerste boek in die optiek was De dode danseres (Houtekiet, 2000), een misdaadroman tegen de achtergrond van een dreigende Nieuwe Orde in Europa. Fred Monsma noemde het boek ‘een politieke thriller van formaat, warm aanbevolen’. De dode danseres werd genomineerd voor de Hercules Poirot-prijs.

Een tweede boek in die lijn was Sire, er zijn geen Vlamingen (Houtekiet, 2001), ‘een hilarische, bijwijlen hartverscheurende, maar altijd tendentieuze geschiedenis van de Vlaamse bewustwording.’  In deze roman – of wat het ook is – reken ik af met de mythevorming in de Vlaamse geschiedschrijving. Ik onthul dat de meest authentieke Vlaming… een Turk is, dat de man die zijn volk leerde lezen een halve Fransman was die nauwelijks Nederlands kende en dat de Vlaamse leeuw een luipaard is en dat luipaarden niet kunnen brullen. Verder geef ik vrije baan aan mijn afkeer voor alles wat naar onverdraagzaamheid en fascisme ruikt.

In 2001 ontdekte ik ook een nieuwe liefde – of moet ik zeggen: herontdekte ik een oude liefde? Over het merkwaardige leven van Nicolaes Cleynaerts schreef ik een theatermonoloog. Die breng ik zelf op de planken samen met flamencogitarist Michel Gillain, ‘La Elquita’ (percussioniste en danseres) en José Ligero (zanger). De speciaal voor dit doel gecomponeerde flamencomuziek (van Michel Gillain) illustreert de meest emotionele passages van het verhaal. Meer inlichtingen over die voorstelling vindt u in het onderdeel Cleynaertsmonoloog.

Tussen de voorstellingen door deed ik ook de eindredactie van een cd-rom over het leven van dezelfde geleerde. Titel: Nicolaes Cleynaerts (1493-1542). De merkwaardige reisavonturen van een 16de-eeuwse humanist, arabist en islamdeskundige . De cd-rom is geproduceerd door het Maerlantcentrum van de KULeuven en verscheen in maart 2002 bij de Universitaire Pers Leuven. Meer inlichtingen over inhoud en uitwerking van het initiatief vindt u in het onderdeel cd-rom Cleynaerts.

Na Sire, er zijn geen Vlamingen volgde opnieuw een thriller, getiteld Dodelijk Vuur (Houtekiet, 2003). Het verhaal speelt zich af in het Leuvense, heeft als achtergrond de internationale kunstzwendel, bezoekt het Spaanse Guadelupe en de middeleeuwse archeologische site onder het Brusselse Koningsplein en gaat alweer de politieke toer op. Liekens en Lambrechts, dezelfde speurders als in De dode danseres, krijgen de zaak op hun bord, maar brengen er niet veel van terecht. Dat blijkt uit de spannende rechtszitting waarmee het boek afsluit. Alweer een nominatie voor de Hercule Poirot-prijs.

In maart 2006 verscheen bij Houtekiet een historische roman van mijn hand met als titel: De schaduw van Erasmus. Het boek beschrijft Erasmus’ tweede verblijf in Leuven (1517-1521), diens ruzie met de Leuvense theologen en de moeilijke relatie tussen hemzelf en zijn toenmalige dienaar, Joannes Hovius. Het boek is een mooie illustratie geworden van Huizinga’s beroemde uitspraak: ‘Ik heb de grote Erasmus altijd bewonderd, hoezeer de kleine ook geprobeerd heeft me dat te verhinderen.’

In hetzelfde jaar kwam er een herschreven versie van mijn Cleynaertsbiografie met als titel Christenhond tussen moslims. Ik vond die nieuwe versie nodig, niet alleen omdat In de ban van Mohammed niet meer te krijgen was, maar ook omdat er intussen onbekende Arabische bronnen waren opgedoken, afkomstig van Cleynaerts’ moslimvriend Kharuf al-Tunisi. In die bronnen werd beweerd dat Cleynaerts zich na zijn terugkeer uit Fez tot de Islam bekeerde en dat de Spaanse inquisitie hem op te brandstapel wilde zetten. Dat is moeilijk te geloven, maar waarschijnlijk is wel dat de rol van de inquisitie bij Cleynaerts’ dood een stuk belangrijker is geweest dan tot nu toe werd aangenomen. Dat gegeven heb ik in de nieuwe versie verwerkt.

Het boek is intussen ook vertaald in het Portugees (Perro cristão entre Muçulmanos) en uitgegeven bij Guerra & Paz, een dynamische uitgeverij in het centrum van Lissabon. In april 2008 heb ik het boek voorgesteld aan de Faculdade de Letras van de universiteit van Lissabon.
In hetzelfde voorjaar 2008 kwam er dan een nieuwe thriller van de pers, De Shatila erfenis. Het verhaal vertrekt van de gruwelijke slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in begin van de jaren tachtig en brengt de lezer in een rotvaart naar de grootste aanslag ooit gepleegd op het grondgebied van de Verenigde Staten. Op hetzelfde ogenblik haalt de Leuvense recherche het lijk van een vermoorde man uit de vaartkom. Bij hun onderzoek naar de moord stoten Liekens en Lambrechts, het bekende speurdersduo uit De dode danseres en Dodelijk vuur, op connecties met het internationale moslimterrorisme…

In 2010 keerde ik terug naar mijn ware liefde, de historische roman. De verloren droom van Pieter Gillis beschrijft het leven van de relatief onbekende stadsgriffier, centrale figuur van het Antwerpse humanisme, intimus ook van Erasmus en van Thomas More, gastheer van de Europese humanisten die Antwerpen bezochten. Pieter droomde van een wereld waarin kerk en staat gescheiden waren en waarin verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden de toon voerde. Hij leed zwaar onder de reactie van de kerkelijke autoriteiten die velen van zijn humanistische vrienden oppakten, tot een revocatie dwongen of met de brandstapel bedreigden. Het Pieter Gilliscentrum van de Universiteit van Antwerpen, dat zich inzet voor actief pluralisme, laat zich nog steeds door deze zestiende-eeuwse griffier inspireren.

In 2011 volgde dan de biografie van Johanna de Waanzinnige. Het boek leunt zwaar op de roman van Jan Brans De gevangene van Tordesillas. Ik heb zijn tekst bewerkt, aangepast, veranderd, ingekort en zonodig uitgebreid, gemoderniseerd. Bovendien vertel ik Johanna’s levensverhaal via de mensen uit haar omgeving, zowel vrienden als vijanden, die betrokken partij waren: Filips de Schone, Isabella van Castilië, Ferdinand van Aragon, Willem van Croÿ, kardinaal Cisneros e.a. Geregeld komt ook Johanna zelf aan het woord om getuigenis af te leggen van de machtswellust waarvan ze het slachtoffer was en die haar leven (en haar dood) tot een hel maakte.

Op de laatste dag van 2014 wordt Andreas Vesalius 500 jaar oud. Omdat ik het zestiende-eeuwse geestesleven al voldoende heb beschreven in mijn biografieën over Desiderius Erasmus, Nicolaes Cleynaerts en Pieter Gillis, achtte ik de tijd rijp om ook de veranderingen in de positieve wetenschappen te belichten. En wie kon me daar beter bij helpen dan de auteur van de ongeëvenaarde De Humani Corporis Fabrica? Ik beperk me in dit boek tot de laatste vijf jaar van Vesalius’ leven. Dat was de periode die hij doorbracht aan het Spaanse hof: de intriges van het hofleven, de verzorging van de debiele troonopvolger don Carlos, de moeilijkheden met de inquisitie, de breuk in zijn huwelijksleven, zijn bedevaart naar het Heilig Land.
In het spoor van dit boek schreef ik ook twee theatermonologen. Een ervan werd opgevoerd door Michael Pas in samenwerking met het Ensemble Polyfoon, de tweede door Bert Vannieuwenhuyze in samenwerking met het koor Capella Nova. 

In 2016 werd de Utopia van Thomas More 500 jaar oud. Een mooie gelegenheid om het merkwaardige leven en de dramatische dood van deze Engelse staatsman en humanist te boek te stellen. Dat deed ik aan de hand van vijf getuigenissen, vijf tijdgenoten die hem van nabij hebben gekend: Desiderius Erasmus, Pieter Gillis, Hendrik VIII, Thomas Cromwell en zijn lievelingsdochter Margaret. Thomas More zelf krijgt het laatste woord. Alweer in het spoor van dit boek schreef ik een theatermonoloog die werd opgevoerd door Koen Monserez in samenwerking met het polyfonisch koor Capella Pratensis.

Hiëronymus Busleyden stichtte en bekostigde bij testament het Leuvense Drietalencollege (Collegium Trilingue). Het ging van start in maart 1518. Maar dat ging niet van een leien dakje! In mijn boek Wentelsteen beschrijf ik de moeilijkheden die bezieler en inspirator Erasmus, de docenten en de executeur-testamentairs moesten overwinnen om het college te laten overleven: tegenkanting van de universitaire theologen, rechtszaken, tegenbetogingen, scabreuze pamfletten, celstraf voor de docent Grieks, ontslag van lesgevers die met broodroof werden bedreigd enz.

In 2019 gaf ik een boek uit dat al heel lang in mijn hoofd zat: De Odyssee van Pedro en Luisão. De verdrijving van de joden uit Spanje en het leed dat hun zoektocht naar een nieuw bestaan met zich bracht, heeft me altijd sterk beroerd en er was mij veel aan gelegen die gevoelens ook in een boek neer te leggen. Het verhaal van de familie Menassah is uiteindelijk een klein epos geworden vol wonderlijke avonturen met legendarische historische figuren. In dit werk is het aandeel van mijn fantasie een stuk groter dan in mijn andere historische romans, maar de belangrijkste historische gebeurtenissen stemmen overeen met wat er in werkelijkheid gebeurd is.

Mijn levenswerk heb ik gepubliceerd in 2021. Ik wilde niet uit deze wereld verdwijnen zonder de vertaling te hebben gepubliceerd van de 62 Latijnse brieven van mijn favoriete humanist, Nicolaes Cleynaerts (1493-1542). In de ban van Mohammed. Nicolaes Cleynaerts’ brieven uit de Arabische wereld luidt de titel. De uitgeverij Sterck&De Vreese maakte er een indrukwekkend boek van dat een plaats verdient op elke Vlaamse en Nederlandse salontafel. Voor de vertaling zelf kon ik een beroep doen op de expertise van professor Jan Papy, specialist humanistisch Latijn. Onze samenwerking leverde een tekst op die zowel correct is als vlot leesbaar. Onze hoop is dat deze publicatie de naam van Nicolaes Cleynaerts definitief van de vergetelheid kan redden.

‘Het Adrianusdossier’ is mijn twintigste historische roman. Ik beschrijf erin het avontuurlijke leven en het korte, maar moeilijke pontificaat van de enige paus die de Lage Landen ooit hebben voortgebracht, Adrianus VI. Als docent en rector was de man nauw verbonden met de Leuvense universiteit. Nadien werd hij gouverneur van Spanje, als plaatsvervanger van keizer Karel. Op het einde van zijn leven werd hij nog tot paus gekozenen en moest hij naar Italië om er de Kerk te hervormen – wat schromelijk mislukte. Hij staat onder meer bekend als de paus die zich bij Luther verontschuldigde omdat de Kerk niet meer was wat Christus ervan verwacht had. De verdenking bestaat dat hij vergiftigd werd omdat een aantal Italiaanse kardinalen zijn hervormingspolitiek niet zagen zitten. Reden genoeg om aan de man een spannende biografie te wijden.

Om af te sluiten mijn coördinaten:

Joris Tulkens
Allerheiligenberg 21 bus 1A
3290 Diest
013/ 33.46.15
013/ 77.62.45

Ik word het liefst gecontacteerd via e-mail: joris.tulkens@telenet.be